Rivier-, zee-, Kristallklimaat
Van 9 op 10 november 1938 voltrok zich in Duitsland de Kristallnacht, een ongekende golf van gewetenloze terreur tegen de Joodse gemeenschap. Synagogen werden in brand gestoken, winkels geplunderd, Joodse mannen afgevoerd naar concentratiekampen, terwijl politie en brandweer erbij stonden en niet ingrepen. Dit afschuwelijke moment markeerde de definitieve breuk met de beschaving, die uitmondde in de absolute duisternis van de Holocaust.
Nog geen twee jaar later marcheerden de nazi’s Nederland binnen. De verontwaardiging over 1938 had nauwelijks weerstand opgeleverd. Er was enig verzet, maar het land functioneerde al snel weer zoals daarvoor: ordelijk, gestructureerd en volgens plan. Ambtenaren, leraren, journalisten en bestuurders werkten ijverig mee aan de uitsluiting van de Joodse bevolking. De Jodenvervolging verliep hier zelfs buitengewoon efficiënt, mede dankzij onze goed geoliede bureaucratische machine.
De duisternis kwam niet uit de lucht vallen. Academische en culturele elites hadden het nazistische denkkader al voorbereid. Reeds in de Duitse Weimarrepubliek legitimeerden wetenschappers de rassenleer en de eugenetica waarop Hitler kon voortbouwen. Schrijvers en journalisten verleenden Jodenhaters het deugjargon-van-toen, terwijl bureaucraten de structuren ontwierpen waarmee hun haat uiteindelijk kon worden omgezet in industriële massamoord. Het fundament voor de Holocaust bestond al voordat er één steen door een ruit vloog of één nazi de Nederlandse grens overstak.
Sinds 7 oktober 2023 bevinden wij ons in de reïncarnatie van de Kristallnacht. We zijn beland in een kristallklimaat, dat zich als een ziekte uitbreidt over de westerse wereld: over de academie, de media, de instituties, over de staat én de straat. Postmoderne retoriek over mensenrechten en historische onderdrukking legitimeert de volgende heropleving van het eeuwenoude oerkwaad, tegenwoordig verpakt in antizionistische bloedsprookjes. De knokploegen-van-nu marcheren onder de terreurvlaggen van de PLO en Hamas; hun excuus richt zich op de enige Joodse staat, het piepkleine land Israël waarvan het bestaansrecht, in het bijzonder sinds de Holocaust, volstrekt onaantastbaar behoort te zijn. In de diaspora waren Joden hun leven nooit zeker, en dat blijkt ook nu nog het geval te zijn.
Slachtofferschap werd door naoorlogse westerse cultuurrelativisten omgevormd tot morele valuta. Het unieke Joodse lijden van de Holocaust verloor daardoor betekenis: het werd herverdeeld tussen allerlei andere gemarginaliseerde groepen. Iedereen was slachtoffer, behalve de slachtoffers zélf. Juist veel nieuwe groepen zijn uitgegroeid tot fanatieke aanjagers van het contemporaine antisemitisme, terwijl zij zich presenteren als hoeders van sociale rechtvaardigheid. Een absolute gotspe, een obscene verdraaiing van iedere logica.
In het Westen zijn nog niet álle ruiten gesneuveld, maar het geweld neemt toe. Agressieve protesten, pogroms en de intimidatie van Joodse burgers, studenten, leraren en professoren tonen de contouren van wat zich ontvouwt. De geest van 1938 is ontsnapt uit de fles.
Wie vandaag ook maar iets herdenkt, moet deze werkelijkheid onder ogen zien: herdenken en wegkijken sluiten elkaar simpelweg uit. De morele toets van deze tijd ligt niet in lege rituelen of theatrale mooie woorden, maar in weerstand en tegenactie. Wie nu zwijgt, bevindt zich in dezelfde orde van medeplichtigheid die destijds de vernietiging van het Joodse leven mogelijk maakte.